4 oktober 2024

Sophia en de rode knop

Artificiële intelligentie is helemaal niet intelligent en de mens blijft altijd nodig om op de rode knop te drukken. Dat was de boodschap van professor Marc J. de Vries op de ledenbijeenkomst van de SGP Hoeksche Waard. Het Eerste Kamerlid sprak op de Eben-Haëzerschool in Oud-Beijerland voor een volle zaal over een politiek en christelijk perspectief op deze recente ontwikkeling.

Een robot is niet intelligent, omdat hij enkel algoritmes volgt en bijvoorbeeld geen intuïtie heeft, zoals de mens. Dat neemt niet weg dat de robot Sophia bedrieglijk echt lijkt, ook in de interactie met een interviewster: “Het gekke is dat dit voor ongemak zorgt bij de mens, wat bij mij de vraag doet opkomen waarom het steeds realistischer moet worden”. De robot in het verzorgingstehuis kan taken overnemen, maar geen liefde schenken. De robot voor de klas kan interactief lesgeven, maar geen troost bieden aan een huilende leerling. De mens blijft altijd nodig om op de rode knop te drukken als het misgaat. In een autonoom rijdende auto moet hij in kunnen grijpen als de auto een situatie niet herkent.

De hoogleraar christelijke filosofie gaat er niet van uit dat robots de macht over gaan nemen: “Integendeel, het verbaast me juist dat wij in het geval van de auto vrijwillig het stuur uit handen geven”. En dan speelt volgens De Vries ook nog mee dat de inzet van AI zorgt voor een explosieve toename van het energieverbruik. In de beantwoording van de vragen uit het publiek blijkt dat hij nuchter is over de inzet van kunstmatige intelligentie: het maken van een samenvatting, het controleren van de spelling en het maken van een opzetje voor een ontwerp. “Maar”,  dringt hij er nogmaals op aan, “de menselijke factor blijft daarin onmisbaar”.

Een van de leden wil weten hoe en wanneer we onze kinderen in aanraking moeten brengen met artificiële intelligentie. De hoogleraar antwoordt dat christenen altijd duidelijk het onderscheid moeten maken tussen een robot zonder ziel en de mens met ziel, die verantwoording van zijn daden af moet leggen aan Zijn Schepper. Als antwoord volgt een eenparig psalmgezang: HEER’, onze Heer’, grootmachtig Opperwezen! Hoe wordt Uw naam op aard' alom geprezen!